Wat is het verband tussen Carel Kraayenhof, de toeslagenaffaire en het verdwijnen van de Lex Silencio Positivo onder de Omgevingswet?
Inzet commerciële bedrijven voor herstel gebrekkig overheidshandelen
Je zou je wenkbrauwen kunnen fronsen toen enkele weken geleden het Kabinet het inzetten van commerciële bedrijven als oplossing presenteerde voor de toeslagenaffaire. Niet veel later kwam het bericht naar buiten dat het Kabinet daarbij ook een plan van onder meer prinses Laurentien volgt, in essentie erop neerkomende dat gewerkt wordt met normbedragen en ouders geen direct causaal verband meer hoeven aan te tonen. Het eerste, de inzet van commerciële bedrijven, zou mijns inziens een recept kunnen zijn voor een ongeremde verhoging van de totale schadelast die met deze affaire gepaard gaat. Het tweede, een snelle, meer normgerichte oplossing, klinkt sympathiek, zeker als daar een sympathieke prinses bij betrokken is, maar heeft met zorgvuldigheid niet zoveel te maken. Hoewel commercialiteit soms synoniem kan worden geacht aan efficiëntie, betwijfel ik of dat in dit geval ook zo is en hoewel een snelle, genormeerde afhandeling voor het individu gunstig kan uitwerken, zou je uit het verleden (bijvoorbeeld Coronasteunmaatregelen) ook het standpunt kunnen innemen dat genormeerd werken leidt tot excessen.
Emotie of politieke druk?
Als de (politieke?) druk maar hoog genoeg wordt, prevaleert snelheid boven zorgvuldigheid, zou je daarom kunnen concluderen. Daarmee wil ik overigens niets af doen aan de eventuele ernstige gevolgen van de toeslagenaffaire voor de getroffenen. Deze druk heeft alles te maken met emoties. Emoties waren ook zichtbaar bij Willem-Alexander en Maxima tijdens hun huwelijk in 2002, waarbij de externe factor van Carel Kraayenhof nodig was om Maxima een traan te ontlokken. Ook Willem Alexander zal dit moment herinneren en koesteren, waarbij je zo maar zou kunnen aannemen dat dit een life-event is, dat hem ook op moeilijke momenten als onderdeel van de regering houvast biedt.
Snelheid in realisatie woningbouwopgave en middelen daartoe
Diezelfde regering promoot, veelal in de persoon van Hugo de Jonge, de Omgevingswet. De wet die alles beter en eenvoudiger moet maken, maar vooral als oplossing gepresenteerd wordt voor de nijpende woningtekorten en de bouw zou moeten doen vlottrekken. Dat brengt mij bij een korte analyse van dat probleem. Niet alleen zijn de bouwkosten door allerhande ambities en de situaties op de grondstoffenmarkt fors gestegen en is de verhouding tussen grondprijzen, inflatie en rentemarkt weinig gunstig maar ook de vergunningverlening wordt moeizamer. Dat laatste komt niet alleen door stikstof, maar ook door capaciteit, complexiteit, cultuur, et cetera.
De emoties lopen hierbij dikwijls op. In de politieke verhoudingen in gemeenteraden, in de gewone huiskamer bij woningzoekende jongeren, bij de ontwikkelaar die niet snel genoeg verder kan. Ten aanzien van besluitvorming over aanvragen voor een Omgevingsvergunning staat naar goed Nederlands gebruik zorgvuldigheid voorop (artikel 3:2 Awb). Gaat het om een vergunning die kortgezegd getoetst kan worden aan vaststaande indieningsvereisten en binnen bepaald, vooraf vaststaand, beleid past, dan is de reguliere procedure van toepassing. Wordt een dergelijke aanvraag niet binnen de proceduretermijn van acht weken verlengd met zes weken en wordt er evenmin een besluit genomen? Dan geldt de zogenaamde ‘Lex Silencio Positivo’ zoals bedoeld in artikel 3.9 lid 3 Wabo jo. 4:20b Awb: de stilzwijgende verlening door termijnoverschrijding waarmee je de vergunning vervolgens zonder enige vorm van discussie kan opeisen. Hoewel je in tijden van geautomatiseerde systemen anders verwacht, komt dit toch nog met regelmaat voor. Wat mij betreft een gebalanceerd systeem: de overheid heeft ruim de tijd gehad de aanvraag zorgvuldig te beoordelen en om aanvullingen te vragen. Doet zij dat niet, dan keert het tij zich.
Zo een dergelijk systeem kent men niet bij de uitgebreide procedure zoals bedoeld artikel 2.12 lid 1 onder a sub 3 Wabo, welke op grond van afdeling 3.4 Awb wordt voorbereid. Hier bestaat wel de mogelijkheid van het toepassen van artikel 4:17 Awb (Wet dwangsom bij niet tijdig beslissen), waarbij na een ingebrekestelling met hersteltermijn het bevoegde gezag een dwangsom verbeurd. Dit is echter een veel minder effectief middel om de besluitvorming te versnellen. Het inzetten van dit middel zet alsdan wel druk op de zaak, maar een inhoudelijk besluit moet nog genomen worden. Zeker wanneer het gaat om het toepassen van beoordelingsvrijheid van het bevoegd gezag zijn initiatiefnemers over het algemeen huiverig voor het inzetten van dit middel. Anderzijds zal het bevoegd gezag wel oppassen om de aanvraag makkelijk te weigeren als duidelijk wordt dat men de wet goed kent en dus inzet van dergelijke middelen niet schuwt. Kortom: het helpt wel maar het biedt niet de zekerheid die de Lex Silencio Positivo wel biedt.
Afschaffen of juist verruimen Lex Silencio Positivo
Het is dan ook goed denkbaar dat je koninklijke tranen krijgt van het ten grave dragen van de Lex Silencio Positivo onder de Omgevingswet. Alleen het systeem van de Wet dwangsom bij niet tijdig beslissen blijft bestaan. De vraag is of dit een gebalanceerde keuze vormt die recht doet aan het evenwicht tussen snelheid en zorgvuldigheid. Mijns inziens niet.
Als er een parallel getrokken wordt met breder overheidshandelen, zijn er veel zaken die zorgvuldig moeten worden afgehandeld en waarbij alle belangen gewogen dienen te worden. Niet voor niets is het een belangrijk, gecodificeerd, beginsel. Het is naar mijn mening echter weinig zorgvuldig te noemen dat termijnen met regelmaat zeer riant overschreden worden en dat het bevoegd gezag slechts een dwangsom van € 1442,- verschuldigd raakt. Niet zelden maak ik mee dat het bevoegde gezag in de vorm van ambtelijke uitvoering niet eens bekend is met het bestaan van een termijn of het verstrijken daarvan.
Ik was – en ben – dan ook voor het in stand houden van de LSP bij reguliere procedures en een invoering van een LSP-achtige regeling op uitgebreide procedures, in plaats van het geheel afschaffen daarvan. Dit standpunt zal veel juridische tegenstanders kennen. Er zijn inderdaad minpunten aan het in stand houden en verruimen van een dergelijke regeling. Zeker de uitgebreide procedures zijn juist bedoeld om zorgvuldigheid te waarborgen, derden de mogelijkheid te geven tot ruime inspraak en allerhande ruimtelijke en milieukundige belangen een plaats te geven in het besluitvormingsproces, vaak alleen al noodzakelijk ingegeven vanuit Europeesrechtelijk perspectief. Dit doorkruisen kan leiden tot onzorgvuldige situaties in de praktijk met gevolgen voor de fysieke leefomgeving.
De vraag is echter of de praktijk in het besluitvormingsproces op zichzelf in de doorlooptijd niet zo onzorgvuldig is geworden dat er een extra prikkel nodig is om deze te verkorten. Deze vraag kan het beste beantwoord te worden door te beoordelen waarom de behandelingstermijn wordt overschreden. Is dit omdat het technisch niet haalbaar is de termijn te halen, bijvoorbeeld door jaarronde onderzoeken, of is dit ingegeven doordat het dossier soms ergens ligt wegens capaciteitsgebrek of van het kastje naar de muur gaat? In een beperkt aantal gevallen zal er een technische oorzaak zijn. De initiatiefnemer zal dit veelal erkennen, de aanvraag kan worden opgeschort c.q. de behandelingstermijn wordt verlengd, oftewel niets aan de hand. Gevallen waarin een LSP of 4:17 Awb situatie zich voordoet, zullen vaker verband houden met het ‘vergeten’ of wisselen van behandelaren. Dit is op zichzelf als onzorgvuldig te betitelen. In het bedrijfsleven betekent dit vaak einde opdracht, einde deal of einde dienstverband.
Conclusie
Hoewel de wetgeving vast staat zou ik er toch voor willen pleiten dat het bij een beschouwing van breed overheidshandelen niet gaat om een schijnbare tegenstelling van snelheid vs. zorgvuldigheid maar dat snelheid ook onderdeel wordt van een zorgvuldige belangenafweging in plaats van de daartoe bestaande juridische drukmiddelen in te perken. Niet omdat cliënten of ondergetekende ongeduldig zijn maar wel omdat een tendens van langere procedures uitmondt in een grotere kloof tussen overheid en burger c.q. bedrijfsleven, met mogelijk desastreuse gevolgen zoals we in de toeslagenaffaire kunnen aanschouwen. Tranen ontsproten aan gevoelige snaren van Carel Kraayenhof moet het Koningshuis en haar onderdanen immers vooral bewaren voor privéaangelegenheden en niet voor regeringsaangelegenheden. Met een correcte balans tussen snelheid en zorgvuldigheid zou dit in het Omgevingsrecht voorkomen kunnen worden.