Spelderholt, een mooi landgoed nabij het Gelderse Beekbergen en Hoenderloo. Maar vooral een naam die de gemiddelde pachtspecialist de laatste jaren ietwat vaak gehoord heeft. Hoe mooi het landgoed ook moge zijn, het heeft niet bij kunnen dragen aan een standvastig akkoord tussen pachters- en verpachtersorganisaties, alle goede bedoelingen ten spijt.
Na diverse bemiddelingspogingen heeft minister Schouten nu zelf de contouren van een nieuw pachtbeleid geschetst, welke vandaag in de tweede kamer zijn behandeld. Het woord ‘contour’ is naar mijn mening hierbij een krap begrip, ik hou het liever op een vergezicht. In de media tonen de diverse belangenorganisaties zich voorzichtig positief. Zelf denk ik dat beter gewacht kan worden met het vormen van een conclusie totdat een eventueel nieuw beleid zich verder uitkristalliseert, of u nu pachter of verpachter bent. Uit de kamerbrief en het debat zijn daarbij een aantal aandachtspunten te formuleren.
In beginsel wil men geliberaliseerde pacht voor korte duur afschaffen en de bodemgesteldheid een prominentere plek geven. Zo wordt de nieuw te vormen pacht voor een langdurige termijn als geste richting agrarisch Nederland beschouwd en wordt hiermee tevens een koppeling gemaakt ten aanzien van een goede bodemgesteldheid, waar de gemiddelde verpachter blij van zal worden. Ten aanzien van de prijstoetsing moet men in de kamerbrief vooral tussen de regels doorlezen en zou de conclusie getrokken kunnen worden dat de grote prijsfluctuaties worden afgevlakt. Echter, wanneer de betreffende alinea verder gaat, wordt gesteld dat de prijzen wel vrijer moeten zijn. Wanneer in het debat vervolgens wordt gesteld dat het beleid zo ‘kaal’ mogelijk moet zijn valt te verwachten dat de pachtmarkt niet alleen langduriger maar ook liberaler gaat worden. Niet in de laatste plaats om de uitvoeringslasten van de grondkamers / RVO te drukken en de inkomsten voor de Staat te verhogen (immers, de Staat is nog altijd een grote verpachter).
Wanneer in zijn volledige integraliteit wordt gekeken naar het recente arrest van het Pachthof inzake fosfaatrechten, dan neemt het financiële belang voor verpachters enkel toe en zullen zij dienovereenkomstig graag naar meer langlopende contracten toe willen. Een ander element ligt in het kwalificeren van de bodemgesteldheidsklassen. Het is de vraag of er een opportuun systeem kan komen dat alle kritiek kan doorstaan, niet gaat schuren met mest- en fosfaatregels en wellicht zelfs marktbeginselen en het Europees recht. Naar mijn mening zou dit geheel ertoe kunnen leiden dat de vraag van agrarisch Nederland naar kortdurende contracten juist weer toeneemt, nu zij enerzijds bij langdurigheid meer moeten investeren en anderzijds op allerlei onderdelen steeds vaker ‘even’ een ‘administratief beleidsgat’ moeten dichten met de opgave van een perceel grond in hun gecombineerde opgave.
Het weer kunnen investeren op pachtbedrijven is een belangrijke motivatie van de minister. Het investeringsbeleid zou kunnen verbeteren doordat er langjarige zekerheden gaan ontstaan en is dan ook een nobel streven. Over het algemeen gaat het daarbij dan vaak over het sluiten van rechten van opstal, investeringsregelingen, et cetera. Kortom: zaken die voor zowel pachter als verpachter raken aan bancaire en fiscale zaken. Ware het niet dat de bankensector bij financiering al nauwelijks meer naar andere vormen dan eigendom wil kijken. Ik noem bijvoorbeeld een toch vrij zekere vorm als erfpacht – iets wat nog altijd zeer moeizaam ligt. Het is dan ook verassend dat ook hier wordt gesteld het eenvoudig te willen houden. Er wordt nog even overlegd met de Staatssecretaris van Financiën, maar dat is het dan ook wel.
Een laatste aandachtspunt wat ik wil benoemen is het te vormen overgangsrecht. De minister wil bestaande rechten respecteren. Nu de geliberaliseerde vorm echter zou gaan verdwijnen is het vooral van belang wat er gaat gebeuren in geliberaliseerde pachtsituaties, welke ten tijde van nieuwe beleid aflopen. Het verleden heeft de nodige hoofdbrekens gekost ten aanzien van bijvoorbeeld artikel 70f van de pachtwet, waarbij het eindigen van de contractduur maar stilzwijgende doorbetaling nog wel eens tot een discussie over reguliere pacht leidde. Nu het huidige areaal geliberaliseerde pacht verreweg de hoofdmoot van alle pachtovereenkomsten betreft zou hier helemaal geen overgangsrecht voor nodig zijn, want het loopt af en er is sprake van contractsvrijheid, dus lekker simpel. Echter moet men in niet de oude valkuil stappen.
Begrijp mij niet verkeerd. Het oude systeem schuurde en kende her en der een verstoorde balans tussen de belangen van pachter en verpachter. Het is dan ook goed dat de Minister de handschoen oppakt. Ik denk wel dat alle specialisten goed op moeten blijven letten, welke pet u ook op hebt. Het risico op nieuw, slecht uitgewerkt beleid met enkel een efficiencyslag voor RVO, hogere pachtprijzen ten bate van de Staat, niet werkbare bodemkwalificaties, rigoureus veranderende termijnen, financiële aanspraken tussen verpachter en pachter en matig geformuleerd overgangsrecht is anders te groot. Het hof van Spelderholt is dan geen Binnenhof maar het aloude bekende doolhof.
0 reacties